e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pootgoed, pootaardappelen plantaardappelen: plānt[aardappelen] (Mheer) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5
pootjebaden baden: baaje (Mheer) lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] III-1-2
poppenspel poppenkast: Karte 353.  poppenkast (Mheer) Puppentheater. III-3-2
populier (alg.) canadas: WLD  canadas (Mheer), popelaar: paopelèr (Mheer) De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)] || populier [SGV (1914)] III-4-3
portefeuille portefeuille (fr.): portefŭŭl (Mheer), Karte 74.  porte(-)feuille (Mheer) Brieftasche || de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)] III-3-1
portemonnee, beurs beurs: ’n lèère böörsj (Mheer) Een lederen portemonnaie. [ZND 37 (1941)] III-3-1
postbode facteur (fr.): facteur (Mheer), fakteur (Mheer), faktøͅər (Mheer) de persoon die de post bezorgt [bode, postbode, fak, fakteur, briefdrager, postknecht, postloper, post] [N 90 (1982)] || postbode [RND] III-3-1
postelein postelein: postelein (Mheer, ... ) postelein [ZND 05 (1924)], [ZND 15 (1930)] I-7
postkoets postkoets: poskoetsj (Mheer) een reiswagen in geregelde dienst voor het vervoer van passagiers [postkoets, post, postkaars, diligence] [N 90 (1982)] III-3-1
postzegel postzegel: Opm. is huidige benaming.  posziegel (Mheer), timbre (fr.): Opm. is oude benaming.  tember (Mheer) het rechthoekige gekleurd stukje papier dat men op brieven etc. plakt om daarmee de port te betalen [postzegel, kopje, tember, zegel] [N 90 (1982)] III-3-1