e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
prikkeldraad tankeldraad: takǝldrǭt (Mheer) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8
priktol dok: dok (Mheer, ... ), dop: dop (Mheer), ijsdok: īəsdoͅk (Mheer), kokkerel: kukəreͅl (Mheer), top: top (Mheer) Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [DC 24 (1953)] || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)] || tol (speeltuig) [SGV (1914)] || Tol. || Wurfkreisel. III-3-2
proberen proberen: probeere (Mheer), probere (Mheer) een proef nemen met of van [proberen, verzoeken, bezien] [N 85 (1981)] || proberen: Als hij kans ziet zal hij - je te bedriegen [DC 35 (1963)] III-1-4
proces proces (<lat.): persès (Mheer) de zitting van een rechterlijk college waarin een overtreding of misdrijf onderzocht wordt, en waarin een uitspraak gedaan wordt [kwerel, audiëntie, proces, ordenantie] [N 90 (1982)] III-3-1
proces-verbaal proces (<fr./lat.): perses (Mheer) het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)] III-3-1
processie processie (<lat.): processe (Mheer) processie [SGV (1914)] III-3-3
proeven proeven: preuve (Mheer, ... ) proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] III-1-1, III-2-3
profiteren profiteren: profeteren (Mheer) een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)] III-1-4
pronken prijken: prieke (Mheer), pronken: pronke (Mheer), proonke (Mheer) in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)] III-1-3
pronkveer op een hoed veer: vèèr (Mheer) pronkveer op een hoed [N 25 (1964)] III-1-3