e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roos van de schietschijf roos: roes (Mheer) De ronde plek die dient als middelpunt van een schietschijf [roos, gaudeaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
rot, van fruit morschoel: morsjooel (Mheer) I-7
rotstraal rotstraal: rǫtštrǭl (Mheer) Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.] I-9
royaal gul: göl (Mheer), royaal (<fr.): rojaal (Mheer) gul [SGV (1914)] || royaal [DC 02 (1932)] III-3-1
rozenbottel bottel: WLD  bottel (Mheer), papenmuts: paapemutsj (Mheer), rozenbottel: raozebottel (Mheer) rozebottel || rozenbottel [SGV (1914)] || rozenbottel (vrucht van de hondsroos: papetuutje, papetoet, hanekul, wepen, klokke, rozenbottel). [N 92 (1982)] III-4-3
rozijnenbrood krentenmik: kreentemik (Mheer) wittebrood met krenten, rozijnen (en eventueel sucade) [DC 053A (1978)] III-2-3
rug rug: rök (Mheer, ... ), rùk (Mheer, ... ) de rug [ZND 29 (1938)] || rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
rug van het lemmer rug: ruk (Mheer) De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)] III-2-1
ruggengraat rugstrang: dr ruksjtrank (Mheer) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1
ruggenwervel wervel: nne wèèrevel (Mheer) [N 10 (1961)] III-1-1