e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tak van een geslacht tak: tak (Mheer) de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] III-2-2
takken (coll.) kroon: WLD  kroeën (Mheer), tak (mv.): tek (Mheer, ... ) Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] || takken (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
takken krijgen uitlopen: WLD  ōētloope (Mheer) Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)] III-4-3
takkenbos, bussel hout fak: = fague (frans).  fak (Mheer) takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)] I-7
talud graaf: grāf (Mheer) De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.] I-8
tand tand: tand (Mheer), tant (Mheer), tânt (Mheer) tand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
tanden tanden (mv.): tan (Mheer), teng (Mheer) tanden [SGV (1914)] III-1-1
tanden van een riek schanken: šɛ̄.ŋk (Mheer), enkelv  ša.ŋk (Mheer) Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.] I-1
tandpijn tandpijn: taanpieng (Mheer) kiespijn [DC 27 (1955)] III-1-2
tandvlees raak: raak (Mheer), tandvlees: t taandvlèèsj (Mheer) Hoe noemt men het tandvlees? [DC 30 (1958)] || tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)] III-1-1