e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een kring op de grond trekken een ring op de grond maken: enne reenk op genne groond maakke (Mheer) Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)] III-3-2
een kuil graven dabben: dabbe (Mheer) kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)] III-1-2
een lelijk gezicht trekken een schrouw gezicht maken: e sjrav gezeeje make (Mheer) grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4
een miskraam krijgen de kar opslaan: de kar opsjlooë (Mheer) miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)] III-2-2
een paar schoenen een paar schoenen: e paar sjoon (Mheer) schoenen, paar ~ [N 24 (1964)] III-1-3
een paar sokken een paar sokken: e paar zukke (Mheer) kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)] III-1-3
een pak slaag geven afrossen: aafrosse (Mheer), baffen: baffe (Mheer), peren: pĕĕre (Mheer), priegelen: pröögele (Mheer), zwensen: zjwèènse (Mheer) pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)] III-1-2
een pijnscheut veroorzaken morren: morrele (Mheer) Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren). [N 84 (1981)] III-1-2
een priktol bovenhands uitwerpen boren: baore (Mheer) Een harde puntslag van een priktol op een andere die ligt of draait [pramooi, pikadder, pug, peg, punk, piek, piko, keek, mok]. [N 88 (1982)] III-3-2
een priktol bovenhands uitwerpen -> met een priktol spelen dokken: dokke (Mheer) Een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen]. [N 88 (1982)] III-3-2