33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛ̄rt (Q196p Mheer)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
33579 |
erwten- of bonenranken |
ranken:
reng (Q196p Mheer)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
24729 |
esdoorn |
esdoorn:
esjdoön (Q196p Mheer),
WLD
esjdoorn (Q196p Mheer)
|
De esdoorn: een grote boom met dichte kroon; de twijgen zijn donkergrijs met groene knoppen; het blad is donkergroen, aan de onderzijde grijs; de bloemen staan in hangende trosvormige pluimen, terwijl de gevleugelde zaden onderling een scherpe hoek vormen [N 82 (1981)] || gewone esdoorn [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
19390 |
etagère |
etagère:
étagère (Q196p Mheer)
|
Tafel of kastje om kostbare voorwerpen op uit te stallen (stagère, siertafel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21854 |
etalage |
vitrine (fr.):
vitrien (Q196p Mheer)
|
de grote winkelruit waarachter men zijn waren uitgestald heeft [vitrine, etalage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
eeëte (Q196p Mheer),
eëte (Q196p Mheer)
|
eten [DC 35 (1963)], [DC 37 (1964)]
III-2-3
|
21374 |
etiquette - <stroef persoon> |
lastige, een ~:
⁄nne lèèstige (Q196p Mheer)
|
niet gemakkelijk in de omgang, stroef [stoer, stuurs, zuur, strak, straf] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18047 |
etter |
etter:
ĕtter (Q196p Mheer)
|
etter [SGV (1914)]
III-1-2
|
19423 |
fakkel |
fakkel:
fakkel (Q196p Mheer)
|
In een licht ontvlambare stof gedrenkt stuk hout als verlichtingsmiddel (fakkel, toorts, askel, lont) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22485 |
fakkeloptocht |
fakkeloptocht:
fakkeloptocht (Q196p Mheer)
|
Een optocht s avonds of s nachts waarbij fakkels meegedragen worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|