19826 |
kat |
kat:
kaat (Q196p Mheer),
kat (Q196p Mheer)
|
kat [SGV (1914)]
III-2-1
|
22311 |
katapult |
katapult:
kattepul (Q196p Mheer)
|
Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)]
III-3-2
|
23213 |
katholiek |
chris:
enne krees (Q196p Mheer),
katholiek (<fr.):
enne katteliek (Q196p Mheer),
katholiek (Q196p Mheer)
|
Een katholiek: bestaat er een scheldnaam (vooral in verkiezingstijd gebezigd)? [ZND 27 (1938)] || katholiek [SGV (1914)]
III-3-3
|
28768 |
katoen |
katoen:
katūn (Q196p Mheer),
kǝtūn (Q196p Mheer)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
24662 |
kattenstaart |
kattenstaart:
WLD
kattesjtart (Q196p Mheer)
|
Kattestaart (lythrum salicaria 50 tot 150 cm grote plant. De stengels staan rechtop, zijn kantig en zijn meer of minder behaard; de bladeren zijn tegenoverstaand of in kransen en lancetvormig. De bloemen groeien in lange aren, zijn 6-tallig en purperroo [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24179 |
kauw |
dooltje:
dölke (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
döölke (Q196p Mheer)
|
Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)] || kerkkauw [ZND 27 (1938)]
III-4-1
|
17628 |
keel, strot |
keel:
kè:l (Q196p Mheer),
strot:
schtroot (Q196p Mheer)
|
keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] || strot [SGV (1914)]
III-1-1
|
17686 |
keelgat |
keel:
de kèèl (Q196p Mheer)
|
keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18070 |
keelpijn |
keelpijn:
kɛ.lpiŋ (Q196p Mheer)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|
24180 |
keep |
zwartkopje:
zjwartköpke (Q196p Mheer)
|
keep (14,5 man heeft oranje aan kop en borst, in het voorjaar zwarte kop en borst; vaak tussen vinken; alleen op trek en in winter; roep [wèèèèèk] [N 09 (1961)]
III-4-1
|