22503 |
knikkers laten stuiteren |
schieten:
sjeete (Q196p Mheer)
|
Knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17784 |
knipogen |
een oog knikken:
n oog knikke (Q196p Mheer),
met de ogen knippen:
met de ouge knippe (Q196p Mheer),
oogjes knikken:
ögskes kneekke (Q196p Mheer)
|
knipogen [SGV (1914)] || knipogen (een oog dichtdoen als teken van verstandhouding) [ZND 28 (1938)] || Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24187 |
knobbelzwaan |
zwaan:
zjwāān (Q196p Mheer)
|
zwaan: knobbelzwaan (152 dezelfde als de tamme zwaan [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20857 |
knoeien |
morsen:
morsche (Q196p Mheer),
slabben:
schlabbe (Q196p Mheer),
slabberen:
shlabbere (Q196p Mheer),
strooien:
shtruije (Q196p Mheer)
|
morsen [SGV (1914)] || slabben [SGV (1914)]
III-2-3
|
25080 |
knoeien, morsen, bevuilen |
morsen:
morsche (Q196p Mheer),
strooien:
shtruije (Q196p Mheer),
verruneren:
verenneweere (Q196p Mheer)
|
bevuilen [ZND 32 (1939)] || morsen [SGV (1914)]
III-4-4
|
19316 |
knoeier |
hoddelskerel:
hoddelskeeël (Q196p Mheer)
|
iemand die zijn werk steeds verwaarloost [hordserd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19076 |
knoest |
aas:
WLD
āōs (Q196p Mheer),
knade:
knaoj (Q196p Mheer),
tamp:
uitsteeksel ve trak
tamp (Q196p Mheer)
|
Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest). [N 82 (1981)] || knoest || kwast in het hout
III-4-3
|
21001 |
knoflook |
knoflook:
knofloök (Q196p Mheer)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
17664 |
knokkelkuiltjes |
putjes:
putteke (Q196p Mheer)
|
De deukjes op de gewrichten tussen hand en vinger, die men ziet op de handjes van dikke babys, maar ook wel bij dikke kinderen en mensen? [DC 21 (1952)]
III-1-1
|
33246 |
knollen uittrekken |
kruiden:
kruǝ (Q196p Mheer)
|
In oktober worden de bieten geoogst. Vroeger werden ze met een riek uitgestoken, later met een speciaal stuk gereedschap, zie het lemma Bietenrooier. Het bleef zwaar werk. Het object van het werkwoord is steeds "knollen" zoals in het lemma Knolvoer, Rapen (Coll.). Vergelijk ook het lemma Aardappels Rooien. [N Q, 11a; monogr.; add. uit Goossens 1963, kaart 17]
I-5
|