24341 |
kwaken |
kwaken:
kwākǝ (Q196p Mheer),
WLD
kwake (Q196p Mheer)
|
Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)] || Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b]
I-12, III-4-2
|
18156 |
kwakzalver |
kwakzalver:
kwakzalver (Q196p Mheer),
pisdokter:
pisdokter (Q196p Mheer)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21693 |
kwanselen |
verkwanselen:
verkwansele (Q196p Mheer)
|
voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25311 |
kwart el, maat van 17 cm |
vierdel:
eig. vie(r)del.
viedel (Q196p Mheer)
|
de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwartel (Q196p Mheer),
kwattel (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer,
Q196p Mheer)
|
kwartel [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
kwartsje (Q196p Mheer)
|
kwartje: Hier heb je een kwartje voor een ijsje [DC 41 (1966)]
III-3-1
|
24880 |
kweek |
kweek:
kwēk (Q196p Mheer),
peel:
peël (Q196p Mheer),
pēl (Q196p Mheer),
pēǝl (Q196p Mheer),
-
peël (Q196p Mheer),
puimen:
pø̜̄mǝ (Q196p Mheer)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek (Agropyrum repens) [DC 26 (1954)] || kweekgras [ZND 34 (1940)]
I-5, III-4-3
|
33552 |
kweepeer |
kwee:
kwee (Q196p Mheer),
kwē (Q196p Mheer),
kweepeer:
kwejipêr (Q196p Mheer),
kweetje:
kwēkə (Q196p Mheer)
|
[ZND 29 (1938)]kwee [SGV (1914)] || kweepeer [SGV (1914)]
I-7
|
21344 |
kwellen |
kwellen:
kwèlle (Q196p Mheer),
plagen:
plaoge (Q196p Mheer)
|
kwellen [SGV (1914)] || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21788 |
kwelling/pesterij |
temptatie (<fr.):
temptaasje (Q196p Mheer)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|