e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leeuwenbek leeuwenbekje: WLD  lieuwe bekske (Mheer) Leeuwenbekje (antirrhinum majus). De onderste bladeren staan bijna altijd kruisgewijs, de bovenste verspreid. Grote (ruim 3 cm), verschillend gekleurde bloemen met korte, brede kelkbladeren. De bloemen staan in trossen aan de stengeltoppen (kalfssnuit, kn [N 92 (1982)] III-4-3
leewater leewater: lēwātǝr (Mheer) Gewrichtsontsteking bij veulens - ook bij kalveren en hoenders -, door een vochtophoping, veroorzaakt door een besmetting die bij veulens vooral via een navelwond binnendringt. [A 48A, 12c; N 8, 90m en 90n; monogr.] I-9
leggen leggen: lekke (Mheer), lègge (Mheer) leggen [SGV (1914)] III-1-2
legnest nest: nest (Mheer) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lei lei: ’n lĕi (Mheer) Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leien dak leien dak: lęjǝ dāk (Mheer) Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.] II-9
lelietje-van-dalen muguet (fr.): korte uu  muugè (Mheer), WLD fr. muguet!  mŭŭgè (Mheer) Lelietje van Dalen (convallaria majalis). Een10 tot 25 cm grote plant met kruipende wortelstok, bladeren meestal 2, elliptisch, de bloeistengel is onbebladerd; de bloemen bevinden zich in eenzijdige trossen, klokvormig met 6 tandjes, wit gekleurd en geure [N 92 (1982)] || lelietje-van-dalen [DC 57 (1982)] III-4-3
lemen knikker kanneklits: kanneklits (Mheer, ... ), voor een kleine stenen knikker  kannekleets (Mheer) Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] || Kleiner Murmel. || Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)] III-3-2
lende lende: de līēne (Mheer), linge (Mheer), linne (Mheer) lendenen [SGV (1914)] || lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1
lenen lenen: līnə (Mheer) leenen [ZND 14 (1926)] III-3-1