19085 |
liegen |
liegen:
leege (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer,
Q196p Mheer)
|
bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || liegen [SGV (1914)] || onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
17647 |
lies |
lies:
de lies (Q196p Mheer),
lies (Q196p Mheer),
līēs (Q196p Mheer)
|
lies [SGV (1914)] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
herentientje:
ook in ZND 16, 006
hieretiensje (Q196p Mheer),
smoutbeestje:
sjmaotbiesjke (Q196p Mheer)
|
lieveheersbeestje [DC 49 (1974)], [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
24568 |
lievevrouwebedstro |
onzelievevrouwebedstro:
ooze leeve-vrouwe bèdströöj (Q196p Mheer)
|
onzelievevrouwebedstro [SGV (1914)]
III-4-3
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (Q196p Mheer),
k (garcon)
liekke (Q196p Mheer)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
24485 |
liguster |
liguster:
WLD
liguster (Q196p Mheer)
|
De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18831 |
lijden |
lijden:
lieje (Q196p Mheer)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34185 |
lijfbieden, prolapsus vaginae |
de kan laten zien:
de kan laten zien (Q196p Mheer)
|
Het uitzakken van de bovenrand van de schede, die dan vooral bij liggende dieren buiten de schaamlippen te voorschijn komt als een roze bal, die meestal gauw min of meer ontstoken raakt. Een prolapsus vaginae ontstaat wanneer er een verslapping optreedt in het weefsel dat de vagina vasthoudt in het bekken. [N 3A, 97; N 52, 30a; A 48A, 44a]
I-11
|
20464 |
lijkbidder |
lijkbidder:
lijkbidder (Q196p Mheer)
|
lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
20186 |
lijkstro |
schoof:
verbrand
sjof (Q196p Mheer),
schoofstro:
sjŏfsjtruuə (Q196p Mheer)
|
Bepaalde naam voor het stro waarop de overledene was opgebaard [VC 30 (1964)] || lijkstroo; Hoe noemt men dit lijkstroo (schoofstroo, reeuwstroo, enz.). Zij er bepaalde uitdrukkingen die hiermee verband houden (bv. hij komt van het bed op het stroo) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|