28772 |
linnen, linnengoed |
lijnen:
linǝ (Q196p Mheer)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
17617 |
lip |
lip:
lip (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer,
Q196p Mheer),
lup (Q196p Mheer)
|
lip [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
21824 |
lispelen (slissen) |
lispelen:
Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.
lispele (Q196p Mheer)
|
de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18967 |
list |
list:
list (Q196p Mheer)
|
een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18051 |
litteken |
lijkteken:
liekteike (Q196p Mheer),
lijmteken:
līemteke (Q196p Mheer),
līēmteke (Q196p Mheer)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] || een litteken [ZND 37 (1941)] || litteken [SGV (1914)]
III-1-2
|
17721 |
loeren |
loeren:
loore (Q196p Mheer),
lonken:
loonke (Q196p Mheer)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23311 |
lof |
lof:
hət loͅf (Q196p Mheer)
|
het lof [RND]
III-3-3
|
17688 |
long |
long:
long (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer,
Q196p Mheer),
longe (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer)
|
long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] || longen [SGV (1914)]
III-1-1
|
25289 |
lood, maat van 10 gram |
lood:
loeëd (Q196p Mheer)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24846 |
loof |
blader:
blaar (Q196p Mheer),
blajjer (Q196p Mheer),
WLD
de blajjer (Q196p Mheer),
loof:
loaf (Q196p Mheer),
louf (Q196p Mheer)
|
bladeren [SGV (1914)] || De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof [SGV (1914)]
III-4-3
|