29920 |
metselaar |
metselaar:
mętsǝlęr (Q196p Mheer),
mɛtsǝlē̜r (Q196p Mheer),
mɛtsǝlǝr (Q196p Mheer)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
29921 |
metselen |
metselen:
mɛtsǝlǝ (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
29996 |
metselzand |
zand:
zānt (Q196p Mheer)
|
Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.]
II-9
|
21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
pjer, gef de madam ’ns e sjoen henneke (Q196p Mheer),
vrouw:
vrow (Q196p Mheer)
|
hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)] || Piet (Arie), geef madame nu eens een schoon handje [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
24901 |
middag (s middags) |
noen:
nôôn (Q196p Mheer)
|
middag [RND]
III-4-4
|
17838 |
middagdutje |
noenenslaap:
nooneschlaop (Q196p Mheer),
unger:
unger (Q196p Mheer)
|
middagdutje [SGV (1914)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
noenenslaap doen:
eine nooneschlaop doon (Q196p Mheer),
noenenslaap houden:
noonneslaop houwe (Q196p Mheer),
ungeren (ww.):
(eungerre) (Q196p Mheer),
ungere (Q196p Mheer)
|
Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)] || middagdutje (een - doen} [SGV (1914)] || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20573 |
middagmaal |
noen, de -:
noön (Q196p Mheer)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: middag [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
22478 |
middelste kegel |
koning:
kunning (Q196p Mheer)
|
De middelste kegel [paap, tulleman, sullepaap, kegeljan, negenman]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17668 |
middelvinger |
middelvinger:
middelvinger (Q196p Mheer)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)]
III-1-1
|