e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oot peel: -  peël (Mheer), wilde haver: WLD  wil haver (Mheer) oot [wilde haver] [DC 30 (1958)] || Oot, wilde haver (avena fatua 5 tot 20 cm groot. De plant is zodevormend, de bladeren zijn borstelvormig; de aartjes bevinden zich in dichte, aarvormige pluimen, klein, lichtgroen tot grijsachtig van kleur, kort genaald. Van april tot en met juni. Te vi [N 92 (1982)] III-4-3
op bedevaart gaan bedevaart gaan: veer guent bèvert (Mheer), een bedeweg doen: ⁄nne beiweeg doe: (Mheer) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] || We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)] III-3-3
op de loop gaan bijzen: Van vee.  bīēze (Mheer), op de loop gaan: op de loup gaon (Mheer), vluchten: vluchten (Mheer) op de loop gaan [SGV (1914)] || vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)] III-1-2
op de schouder zitten op de rug zitten: op gnne ruk zitte (Mheer) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] III-1-2
op de tenen lopen op zijn tenen lopen: op zn tīēne loope (Mheer) lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)] III-1-2
op een sukkeldrafje lopen op een drafje lopen: op n drefke lope (Mheer) lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)] III-1-2
op reis gaan op reis zijn: op rees zīē (Mheer) op reis gegaan zijn [te mantij zijn] [N 90 (1982)] III-3-1
op rijen zetten reken: rēǝkǝ (Mheer) Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.] I-3
op stelten lopen op stelten lopen: op schtelte loupe (Mheer) stelten (op - loopen) [SGV (1914)] III-3-2
opbergen ewegdoen: ə weg dōē (Mheer) opbergen [DC 38 (1964)] III-1-2