33740 |
prikkeldraad |
tankeldraad:
takǝldrǭt (Q196p Mheer)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
dok:
dok (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
dop:
dop (Q196p Mheer),
ijsdok:
īəsdoͅk (Q196p Mheer),
kokkerel:
kukəreͅl (Q196p Mheer),
top:
top (Q196p Mheer)
|
Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [DC 24 (1953)] || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)] || tol (speeltuig) [SGV (1914)] || Tol. || Wurfkreisel.
III-3-2
|
18927 |
proberen |
proberen:
probeere (Q196p Mheer),
probere (Q196p Mheer)
|
een proef nemen met of van [proberen, verzoeken, bezien] [N 85 (1981)] || proberen: Als hij kans ziet zal hij - je te bedriegen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
21722 |
proces |
proces (<lat.):
persès (Q196p Mheer)
|
de zitting van een rechterlijk college waarin een overtreding of misdrijf onderzocht wordt, en waarin een uitspraak gedaan wordt [kwerel, audiëntie, proces, ordenantie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21515 |
proces-verbaal |
proces (<fr./lat.):
perses (Q196p Mheer)
|
het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23243 |
processie |
processie (<lat.):
processe (Q196p Mheer)
|
processie [SGV (1914)]
III-3-3
|
17742 |
proeven |
proeven:
preuve (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer,
Q196p Mheer,
Q196p Mheer,
Q196p Mheer)
|
proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)]
III-1-1, III-2-3
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
profeteren (Q196p Mheer)
|
een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18221 |
pronken |
prijken:
prieke (Q196p Mheer),
pronken:
pronke (Q196p Mheer),
proonke (Q196p Mheer)
|
in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)]
III-1-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
veer:
vèèr (Q196p Mheer)
|
pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|