21526 |
staal |
proefje:
preufke (Q196p Mheer),
staaltje:
sjtöölke (Q196p Mheer)
|
kleine hoeveelheid van een koopwaar die aan de koper getoond wordt om hem over de kwaliteit te laten oordelen [staal, monster, kantje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17819 |
staan |
staan:
schtaon (Q196p Mheer),
shtôa (Q196p Mheer),
sjtoaə (Q196p Mheer)
|
staan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
schtart (Q196p Mheer),
shtart (Q196p Mheer),
sjtart (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
štart (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
štat (Q196p Mheer),
štárt (Q196p Mheer),
staartje:
sjtèrtsje (Q196p Mheer),
staat:
koe
shtoeats (Q196p Mheer),
stots:
štuts (Q196p Mheer)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)], [SGV (1914)], [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-9, III-4-2
|
21272 |
stad |
stad:
schtad (Q196p Mheer),
štat (Q196p Mheer)
|
stad [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
28377 |
stal |
stal:
štã.l (Q196p Mheer),
štā.l (Q196p Mheer)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
34203 |
stalklauwen |
stalpoten:
štālpȳi̯ (Q196p Mheer)
|
Als de koeien in de winter op stal staan, hebben ze weinig of geen beweging. Daardoor slijten de klauwen minder af. Ze kunnen aangroeien. Hierdoor ontstaan de "stalklauwen" met snavelvormig omgebogen toongedeelten. Deze hebben een zeer ongunstige invloed op de beenstanden en veroorzaken onnodige vermoeidheid. Zie ook het lemma ''stalklauwen'' in wbd I.3, blz. 482. [N 52, 9; A 48A, 13]
I-11
|
21135 |
stallen |
stallen:
sjtalle (Q196p Mheer)
|
[voertuigen, rijwielen enz.] in een garage of bewaarplaats zetten [stallen, stationeren, garen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33369 |
stalpalen |
stolbomen:
(enk)
štǫlbōm (Q196p Mheer),
stollen:
štǫlǝ (Q196p Mheer)
|
De vertikale houten palen (later vaak ijzeren stangen of buizen) waar de koeien aan vastgebonden worden. Tussen twee palen door kan een koe uit een krib eten. Van onderen staan de palen in een verbindingsbalk (zie het lemma "koedrempel, kribbeboom" (2.2.20), soms in de grond of in de rand van de krib. Van boven worden de stalpalen bijeen gehouden door de bovenste kribbeboom. In veel plaatsen komen geen stalpalen voor. De koeien zijn dan vastgebonden aan ringen in de krib of aan ringen in de koedrempel. Modernere stallen kennen dan vaak wel weer stalpalen. Opgaven die geen stalpaal betreffen maar een ring etc. zijn apart geplaatst en meestal slechts als woordtype vermeld. De vraag naar de stalpalen deed een aantal respondenten denken aan een box. Deze opgaven zijn achteraan geplaatst. Onder de in dit lemma opgenomen enkelvoudsvormen zijn er die ook gebezigd kunnen worden voor het hekwerk van stalpalen (als collectief), voor de bovenste kribbeboom of voor de koedrempel. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5) en afbeelding10.B bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 38a; N 4, 60; A 10, 11; monogr.]
I-6
|
33345 |
stalpoort, staldeur |
koestaldeur:
[koestal]dø̄r (Q196p Mheer),
paardsstaldeur:
pērsštāldø̄r (Q196p Mheer),
staldeur:
[stal]dø̄r (Q196p Mheer),
varkensstaldeur:
vērkǝsštāldø̄r (Q196p Mheer)
|
In dit lemma worden de algemene benamingen verzameld voor de deur van een stal of koestal, zowel die voor de dubbele deur of poort als ook die van de enkele deur die alleen voor personen wordt gebruikt. Aan de hand van de vaak transparante samenstellingen is doorgaans wel uit te maken op welk type poort of deur de benaming betrekking heeft, waar deze zich bevindt of welk doel zij heeft. Vergelijk ook de lemmata "voorstaldeur" (2.2.11), "schuurpoort" (3.1.2) en "poort" (4.1.1). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2) en voor die van het woorddeel (koestal) het lemma "koestal" (2.2.1). [N 5A, 51b, 52a, 53c; N 4, 39; N 5,112a; A 10, 7a; monogr.; add. uit N 5A, 34b, 44b]
I-6
|
24579 |
stam van de boom |
doom:
WLD
doom (Q196p Mheer),
droum:
ontdaan van kroon en wortels
draom (Q196p Mheer)
|
boomstam || Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|