id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21487 | stempelen | stempelen: sjtèèmpele (Mheer), Karte 422. stempel(e)n (Mheer), Slechts twee keer is een tegenstelling ontstaan tussen Nederlands-Limburg en de Voerstreek enerzijds, en Oud-Belgisch-Limburg anderzijds: stempelen (Mheer) | het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)] || stempelen || stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen) III-3-1 |
22663 | stemvork | stemvork: sjtimveurk (Mheer) | Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)] III-3-2 |
19893 | stenen omheining | muur: mōēr (Mheer) | een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)] III-2-1 |
19522 | stenen pot, keulse pot | pot: pot (Mheer) | een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)] III-2-1 |
20323 | sterven | kapotgaan: WLD kapot gooë (Mheer), sterven: schterve (Mheer), shterve (Mheer), štɛrəvə (Mheer) | Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [DC 38 (1964)], [SGV (1914)] III-2-2, III-4-2 |
21116 | stevig, gezegd van voedsel | vullig: völlig (Mheer) | stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)] III-2-3 |
20151 | stiefdochter | stiefdochter: sjteëfdoojter (Mheer) | stiefdochter [DC 05 (1937)] III-2-2 |
20341 | stiefkinderen | stiefkinder: sjteëfkīēnder (Mheer) | stiefkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2 |
20340 | stiefmoeder | stiefmoeder: sjteëfmôodder (Mheer), vroeger sjteëfmoor (Mheer) | stiefmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2 |
20338 | stiefouders | stiefouders: sjteëfowwersj (Mheer) | stiefouders [DC 05 (1937)] III-2-2 |