e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mheer

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonenkruid bonenkruidje: WLD  boenekruudsje (Mheer, ... ) Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
bont als apart kledingstuk miem: miem (Mheer), pels: peels (Mheer) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw houwen: bont ɛn blāuw gəhōuwə (Mheer) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bonte kraai kraai: kraoi (Mheer) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
bonte specht, specht specht: sjpecht (Mheer) specht, bonte ~ (23 / 14,5 zwart-wit; grote soort is vrij gewoon, kleine soort zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
bontkraag miempje: miemke (Mheer), pelsje: peelske (Mheer) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel pelsmantel: peelsmantel (Mheer) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
bonzen bonken: boonke (Mheer) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boog kielboog: kielbaog (Mheer), pijlenboog: pi:ləbə.ch (Mheer) boog [RND] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] III-3-2
boom (alg.) boom: baom (Mheer), boam (Mheer), bom (Mheer), boom (Mheer), boum (Mheer), buim (mv.): bĕŭm (Mheer), buim (Mheer) boom [DC 35 (1963)], [RND], [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3