21267 |
woord |
woord:
ei woord, ei weurdsje, dat zuent schoen weurd (Q196p Mheer),
woord (Q196p Mheer),
woərt (Q196p Mheer)
|
Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
34202 |
wormbulten |
warbossen:
warbø̜s (Q196p Mheer),
(enk)
warbǫs (Q196p Mheer)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21096 |
wormsteek (subst.) |
wormsteek:
weurmsjteëk (Q196p Mheer)
|
wormstekig ve appel (subst.) [DC 23 (1953)]
III-2-3
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
worsjtele (Q196p Mheer),
wrastelen:
vrötschele (Q196p Mheer)
|
De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] || worstelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (Q196p Mheer),
wǭrtǝl (Q196p Mheer)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
wortel (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
WLD
wortel (Q196p Mheer)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)]
III-4-3
|
24736 |
wortelhals |
kraag:
WLD
kraag (Q196p Mheer)
|
De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33718 |
wortelklomp van een struik |
vot:
vot (Q196p Mheer)
|
[N 27, 9c]
I-8
|
33563 |
worteltje |
worteltjes:
wörtelkəs (Q196p Mheer)
|
De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)]
I-7
|
18117 |
wrat |
wrattel:
vrattel (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer)
|
wrat [SGV (1914)]
III-1-2
|