24345 |
zwarte bladluis |
bladluis:
gewoon spellingsysteem
blaadlōēs (Q196p Mheer)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
krao (Q196p Mheer),
kraoi (Q196p Mheer),
kroa (Q196p Mheer),
geen fon.doc.
kraai (Q196p Mheer),
roofkraai:
roofkraoi (Q196p Mheer)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai [SGV (1914)], [ZND 28 (1938)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24287 |
zwarte mees |
meesje:
meeske (Q196p Mheer)
|
zwarte mees (11 net een kleine koolmees [052], maar zonder gele kleur en zwarte buikstreep, wel met een witte nekplek; alleen in mast- en sparrenbossen; nest vaak in bodemgaatje; roep snel [tjietjai, tjietjai] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24289 |
zwarte specht |
specht:
sjpecht (Q196p Mheer)
|
specht, zwart ~ (46 grote, zwarte knaap; alleen in grote bossen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24291 |
zwartkop |
zwartkopje:
zjwartkop, -köpke (Q196p Mheer),
zjwartköpke (Q196p Mheer)
|
zwartkop || zwartkop (14 als tuinfluiter [046] maar man heeft zwart, pop een chocoladekleurig petje; nestje heeft binnenkant van haren; zang begint krassend maar eindigt luid jodelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24930 |
zwavelx |
solfer:
sôlfer (Q196p Mheer),
zwavel:
sjwavel (Q196p Mheer)
|
zwavel [DC 02 (1932)], [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
leren smik:
lęi̯ǝrǝšmek (Q196p Mheer),
smik:
smēk (Q196p Mheer)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
18105 |
zweer |
zweer:
zjwèèr (Q196p Mheer)
|
Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18056 |
zweet |
zweet:
dr zjweet (Q196p Mheer)
|
zweet [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24452 |
zwemblaas |
zwemblaas:
WLD
zjimblaos (Q196p Mheer)
|
Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)]
III-4-2
|