19437 |
de was spoelen |
spoelen:
schpoole (Q196p Mheer),
shpeule (Q196p Mheer),
sjpēūle (Q196p Mheer)
|
spoelen [SGV (1914)] || Zeep verwijderen uit kledingstukken door ze heen en weer te bewegen in een vloeistof (spoelen, plodderen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19438 |
de was wringen |
wringen:
vringe (Q196p Mheer)
|
Het water uit wasgoed drijven (wringen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
25312 |
decimeter, maat van 10 cm |
decimeter:
decimeter (Q196p Mheer)
|
de maat die een lengte van 10 cm aangeeft, 1/10 deel van een meter [sol, palm, decimeter] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20808 |
deeg |
deeg:
deig (Q196p Mheer),
dèch (Q196p Mheer)
|
deeg [SGV (1914)]
III-2-3
|
25548 |
deeg kneden |
kneden:
knējǝ (Q196p Mheer),
knęjǝ (Q196p Mheer),
knɛ̄jǝ (Q196p Mheer)
|
Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41]
II-1
|
18910 |
degelijk |
grondig:
grondig (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer)
|
degelijk te werk gaand zodat men erop kan vertrouwen [tedeeg, grondig] [N 85 (1981)] || grondig [SGV (1914)]
III-1-4
|
19396 |
deken |
deken:
dekke (Q196p Mheer)
|
Rechthoekig vaak wollen kleed boven het laken op het bed dat dient als beschutting tegen de kou (sargie, deken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24407 |
dekken |
bespringen:
WLD
besjpringe (Q196p Mheer),
dekken:
WLD
dekke (Q196p Mheer)
|
Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19704 |
deksel |
deksel:
deksel (Q196p Mheer),
deksəl (Q196p Mheer),
dèksel (Q196p Mheer)
|
deksel [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)]
III-2-1
|
20420 |
deksel van een doodskist |
deksel:
deksel (Q196p Mheer)
|
het deksel van een doodskist [scheel, roef] [N 87 (1981)]
III-2-2
|