18942 |
een aanmerking maken |
manen:
mane (Q196p Mheer)
|
iemand een afkeurende opmerking geven [struffen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22483 |
een april |
een april:
1-apr (Q196p Mheer)
|
De dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april). [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21811 |
een bevel opvolgen |
luisteren:
(gewoon).
lōēstere (Q196p Mheer),
pareren (<lat.):
(sterk!).
pareere (Q196p Mheer)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20145 |
een blauwtje lopen |
het heeft hem de zegen gegeven:
het meisje heeft hem de zegen gegeven; zoals de priester de zegen geeft aan het kerkvolk als ze weggaan
’t hat ’m d’r zinge gegêêve (Q196p Mheer),
hij heeft zich een blauwtje gelopen:
e hat zich ë blauwtje geloope (Q196p Mheer)
|
een andere benaming voor: hij heeft een blauwtje gelopen. Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: --. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? (bv. hij heeft een blonde gelopen, een blauwe scheen krijgen, enz) [DC 52 (1977)]
III-2-2
|
20505 |
een borrel drinken |
een drupje drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
dröpke dreenke (Q196p Mheer)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən boͅtram šmēͅərə (Q196p Mheer)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
schenken:
sjeenke (Q196p Mheer)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜i̯ (Q196p Mheer)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
34541 |
een ei afpellen |
(de) schaal deraf doen:
šāl drāf dū (Q196p Mheer)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
19855 |
een huis huren |
huren:
heure (Q196p Mheer),
hy(3)̄rə (Q196p Mheer),
hø̄rə (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer)
|
een huis huren [DC 35 (1963)], [ZND 27 (1938)] || huren [SGV (1914)]
III-2-1
|