18851 |
eenvoudig |
eenvoudig:
invoudig (Q196p Mheer),
modest:
modèst (Q196p Mheer)
|
eenvoudig [SGV (1914)] || zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19368 |
eenvoudige of armoedige woning |
krot:
krot (Q196p Mheer)
|
Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21517 |
eenzaam |
alleen:
alling (Q196p Mheer)
|
alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18960 |
eerlijk |
eerlijk:
ierlik (Q196p Mheer),
īērlik (Q196p Mheer)
|
eerlijk: Jullie moeten die snoepjes - delen [DC 39 (1965)] || zonder leugen en bedrog [treffelijk, eerlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22330 |
eerlijk in het spel |
eerlijk:
ierlek (Q196p Mheer)
|
Eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17585 |
eerste baardharen |
duivelsharen:
duuvelshaore (Q196p Mheer)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24972 |
eerstvolgend, ernaast |
naast:
naoste (Q196p Mheer)
|
eerstvolgend, direct op een genoemde volgend [naast] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24517 |
eetbare paddestoel |
morielje:
eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040 "de aprilse
meruulle (Q196p Mheer)
|
paddestoel [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
24430 |
egel |
egel:
egel (Q196p Mheer),
iegel (Q196p Mheer),
negel:
nīēgəl (Q196p Mheer),
nìegel (Q196p Mheer)
|
egel [DC 04 (1936)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
24751 |
egelboterbloem |
kraaienpoot:
WLD
kraoje-poeët (Q196p Mheer)
|
Egelboterbloem (ranunculus flammula 15 tot 50 cm groot. De stengels staan rechtop of zijn opstijgend, soms gedeeltelijk liggend en wortelend; de bladeren zijn langwerpig tot lancetvormig, de onderste zijn lang gesteeld en gaafrandig of iets getand; de b [N 92 (1982)]
III-4-3
|