19530 |
tafelmes |
tafelmes:
taoffelmes (L159a Middelaar)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20153 |
tafelzuster; niet te gebruiken |
tafelzuster:
ongebruikt
toffelzuster (L159a Middelaar)
|
tafelzuster [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tek (L159a Middelaar)
|
(jonge) takken mv. [DC 41 (1966)]
III-4-3
|
33632 |
takkenbos, bussel hout |
borrens:
borres (L159a Middelaar),
schans:
schans (L159a Middelaar)
|
takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)]
I-7
|
24252 |
taling |
wintertalinkje:
wééntertalingske (L159a Middelaar),
zomertalinkje:
zommertalingske (L159a Middelaar)
|
eend: wintertaling (36 klein; bruine kop met groene wangen; broedt hier ook; roep [kruu, kruu] [N 09 (1961)] || eend: zomertaling (38 klein; bruine kop met witte wenkbrauw; broedt minder hier; roep ratelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33690 |
talud |
stikke kant:
stekǝ kānt (L159a Middelaar)
|
De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.]
I-8
|
32914 |
tanden van de hooihark |
tanden:
tãnt (L159a Middelaar)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|
32584 |
tanden van een riek |
tanden:
tãnt (L159a Middelaar)
|
Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.]
I-1
|
31212 |
tandrad, tandwiel |
tandwiel:
tãntwīl (L159a Middelaar)
|
Wiel dat op de omtrek van tanden voorzien is; deze tanden grijpen weer in die van een ander tandrad of een tandstang. Tandraderen dienen om de draaiende beweging van een as op een andere as over te brengen. [N 33, 280a; monogr.; div.]
II-11
|
17622 |
tandvlees |
tandvlees:
taandfleis (L159a Middelaar)
|
tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|