e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Middelaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wiekenstel van de pikbinder roeden: rui̯ǝ (Middelaar) Constructie van latten die de halmen over het mes van de pikbinder neerbuigt. [N J, 4b; monogr.] I-4
wiel rad: rat (Middelaar), meervoud  røi̯ (Middelaar) Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.] I-13
wielband karband: karbãnt (Middelaar) De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.] II-11
wielewaal wielewaal: wielewaai (Middelaar), wielewoal (Middelaar) Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)] || wielewaal (24 schuwe zomervogel in boomkruinen; man prachtig geelzwart, prachtig gevlochten nest; opvallende roep [duu-de-luo] [N 09 (1961)] III-4-1
wielsleutel, chapeausleutel wielsleutel: wīlslø̜tǝl (Middelaar) In het algemeen een sleutel om de moer op de as van een wiel los te draaien. Het woordtype patentsleuter (P 176b) is waarschijnlijk de benaming voor een sleutel waarmee de moeren van patentassen van rijtuigen konden worden losgedraaid. Dergelijke assen hoefden niet meer met vet te worden gesmeerd, maar bezaten een in de as uitgespaarde ruimte voor olie die er voor zorgde dat de draaiende delen tijdens het rijden gesmeerd werden. Ook de radsleutel was volgens de informant uit Q 83 speciaal voor het los- en vastschroeven van de moeren op vetassen (van karren en wagens) en patentassen (van koetsen). Het woordtype zinksleutel (Q 111) verwijst naar het feit dat dergelijke moeren doorgaans verzonken op de as waren aangebracht. Zie ook afb. 204. De woordtypen chapeausleutel en dopsleutel werden vooral gebruikt voor een sleutel waarmee de schutkappen op de naafbussen bij metalen wagenassen los- en vastgedraaid konden worden. Zie ook het lemma "schutkap" in de paragraaf over de karsmid, pag. 135. [N 33, 300j] II-11
wigvormig sluithout kijl: kil (Middelaar) Een wigvormig stuk hout dat men door een metalen ring op de deurstijl steekt en dat aldus de deur tegen de deurstijl sluit. [N 4A, 46] I-6
wijde regenmantel zonder mouwen cape (eng.): keep (Middelaar) regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)] III-1-3
wijn wijn: wīēn (Middelaar) wijn [RND] III-2-3
wijsvinger wijsvinger: wiésvinger (Middelaar) wijsvinger [N 10 (1961)] III-1-1
wilde eend wilde eend: wèèlde éénd (Middelaar) eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)] III-4-1