33238 |
winterwortelen |
rode wortelen:
roi̯ǝ wǫrtǝlǝ (L159a Middelaar),
winterwortelen:
wēntǝrwǫrtǝlǝ (L159a Middelaar)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
17612 |
wipneus |
wipneus:
wipneus (L159a Middelaar)
|
neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34143 |
wisselen van tanden |
breken:
brē̜kǝ (L159a Middelaar),
brɛi̯kǝ (L159a Middelaar)
|
[N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22]
I-11
|
25174 |
wisselvallig weer |
t weer staat te luimen]:
’t wèèr stöt te luusteren (L159a Middelaar)
|
niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
fluitekaas:
fluitekeis (L159a Middelaar)
|
Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20654 |
witte kool |
wit moes:
wit moes (L159a Middelaar),
witte kappes:
witte kappus (L159a Middelaar)
|
witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
ploegdrijver:
ploegdriever (L159a Middelaar),
ploegdriver (L159a Middelaar)
|
kwikstaart [N P (1966)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20620 |
wittebrood |
weg:
weg (L159a Middelaar)
|
Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17940 |
woest, onachtzaam lopen |
bessemen:
besseme (L159a Middelaar)
|
lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
30197 |
wolfsdak |
gelijks dak:
gǝlīks˱ dak (L159a Middelaar)
|
Zadeldak waarvan de topgevels zijn afgeknot. [N 4A, 23a; div.]
II-9
|