30198 |
wolfseinde |
schildje:
sxeltjǝ (L159a Middelaar)
|
Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.]
II-9
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
knevelgebit:
knevelgebit (L159a Middelaar)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
21267 |
woord |
woord:
woərt (L159a Middelaar)
|
woord [RND]
III-3-1
|
34202 |
wormbulten |
angelsbulter:
(enk)
aŋǝlsbylt (L159a Middelaar)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
20709 |
worstenbroodje |
sausijzenbroodjes:
seziezebreudjes (L159a Middelaar)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33718 |
wortelklomp van een struik |
wortel:
(mv)
wǫrtǝls (L159a Middelaar)
|
[N 27, 9c]
I-8
|
33720 |
wortels rooien |
uittrekken:
ūttrękǝ (L159a Middelaar)
|
Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c]
I-8
|
33563 |
worteltje |
hete worteltjes:
hetewörteltjes (L159a Middelaar)
|
De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)]
I-7
|
17679 |
wreef |
gewricht:
gevriecht (L159a Middelaar)
|
wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
31300 |
wringhaak |
wringijzer:
vreŋīzǝr (L159a Middelaar)
|
IJzeren haak om ijzer om te buigen. Het werktuig wordt gebruikt om een bij het smeden bij vergissing scheef omgebogen deel weer recht te buigen (Kuyper, pag. 167). Zie ook afb. 47. [N 33, 282]
II-11
|