30102 |
zwemstenen |
zwemstenen:
zwę ̞mstēn (L159a Middelaar)
|
Zwemstenen of drijfstenen zijn benamingen voor een zeer lichte kunststeen, vervaardigd uit puimsteengruis (bimszand) en hydraulische kalk. Het gruis wordt daartoe met ongeveer 1/9 van zijn gewicht aan waterkalk dooreengemengd. Dit mengsel wordt in ijzeren vormen geschept, beklopt en, van de vormen ontdaan, op rekken te drogen gezet. Na enige dagen worden de stenen op hopen gezet en na enige maanden zijn zij gereed voor gebruik. Zwemstenen worden hoofdzakelijk voor binnenwerk gebruikt en isoleren dankzij hun grote poreusheid goed warmte en geluid. 'Ytong' en 'Poriso' zijn merknamen. [N 30, 54e]
II-9
|
26367 |
zwengel |
zwengel:
zweŋǝl (L159a Middelaar)
|
Soort van gebogen arm met een haaks daarop aangebrachte handgreep waarmee met de hand of door middel een trede boor- en andere machines in beweging worden gebracht. Zie ook het volgende lemma. [N 33, 281]
II-11
|
26688 |
zwengel van de handmolen |
zwingel:
zweŋǝl (L159a Middelaar)
|
De zwengel in de vorm van een booromslag, eventueel voorzien van een houten handvat, waarmee men de bovenste molensteen van de van een maalstoel voorziene handmolen kan laten draaien; ook de zwengel van de eenvoudige handmolen. [N D, 15]
II-3
|
26689 |
zwengelhandvat |
handvat:
hānt˲vat (L159a Middelaar)
|
Een handvat in de vorm van een horizontaal liggend balkje met handgreep waardoorheen de zwengel van de handmolen (in de vorm van een booromslag) loopt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛzwengel van de handmolenɛ.' [N D, 16]
II-3
|
32841 |
zwenghout, spoorstok |
haampje:
hęmkǝ (L159a Middelaar)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|
18005 |
zweten |
zweten:
zwêête (L159a Middelaar)
|
zweten [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20689 |
zwezerik |
zwezerik:
zwezerik (L159a Middelaar)
|
Zwezerik (sepieten?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
31616 |
zwik |
zwik:
zwek (L159a Middelaar)
|
De iets naar buiten staande punt van een hoefnagel. [N 33, 369]
II-11
|
21113 |
zwoord |
zwaard:
zwaort (L159a Middelaar)
|
De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|