34042 |
donkerbruine koe |
vaal (bijvgl. nmw.):
vǭl (L159a Middelaar)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a]
I-11
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
dôôt (L159a Middelaar)
|
dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20438 |
doodskleed |
doodskleed:
doodskleed (L159a Middelaar),
dòdskleed (L159a Middelaar),
wit kleed:
wit kleed (L159a Middelaar, ...
L159a Middelaar)
|
bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || doodskleren; hadden ze een bijzondere naam? [VC 30 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)]
III-2-2
|
19590 |
doofpot |
bluspot:
bløspoͅt (L159a Middelaar)
|
doofpot [N 05A (1964)]
III-2-1
|
25123 |
dooien |
t slaakt]:
’t wèèr gèt af (L159a Middelaar)
|
dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34537 |
dooier |
eierdooier:
ęi̯ǝrdǫi̯ǝr (L159a Middelaar)
|
Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
20397 |
doopjurkje |
doopdoek:
doəpduk (L159a Middelaar),
doopkleedje:
døəpklɛʔə (L159a Middelaar)
|
doopkleed [RND]
III-3-3
|
23205 |
doopvont |
doopvont:
doəpfunt (L159a Middelaar),
døəpfunt (L159a Middelaar)
|
doopvont [RND]
III-3-3
|
17954 |
door water het lopen met schoeisel aan |
dabberen:
dabbere (L159a Middelaar)
|
lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18671 |
doordeweekse kleren |
`s werkendaagse kleren:
’s werkendaagse kleer (L159a Middelaar)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|