33239 |
gele voederwortel |
voerwortelen:
vōrwǫrtǝlǝ (L159a Middelaar)
|
Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.]
I-5
|
18945 |
gemeen |
onnut:
onnut (L159a Middelaar, ...
L159a Middelaar)
|
smerig, slecht, gemeen: Kent of kende men in uw dialect een woord onnut, ont, oent, onter, ontig, ontieg in de betekenis van ---? Voorbeeldzin? [DC 39 (1965)]
III-1-4
|
33670 |
gemeenteweide |
gemeentebroek:
gǝmēntǝbruk (L159a Middelaar)
|
Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachthof:
paxthǫf (L159a Middelaar)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
17560 |
geraamte |
buiswerk:
t buswêrk (L159a Middelaar)
|
geraamte [N 10a (1961)]
III-1-1
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
dekrijp (bijvgl. nmw.):
dɛkrīp (L159a Middelaar)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
børx (L159a Middelaar)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
gespel:
gespel (L159a Middelaar)
|
sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18696 |
gesteven voorstuk van een overhemd |
plastron (fr.):
plastron (L159a Middelaar)
|
voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18543 |
gestreepte broek |
streepjesboks:
striepkes boks (L159a Middelaar)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|