e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Middelaar

Overzicht

Gevonden: 2389
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleine stenen lilliputters: lelepøtǝrs (Middelaar) Smalle, dunne baksteentjes. De invuller uit L 321 onderscheidt daarbij vier formaten: ɛvechtformaatɛ (21x10x4 cm), van klei; ɛwaalformaatɛ (21,5x10x5,5 cm), van klei, voor buitenwerk; ɛmaasformaatɛ (21,5x10x8,5 cm), wit, voor binnenwerk en ɛlilliputtersɛ (14,5x6,5x3,5 cm), mooi glad, voor schoorsteen en hal. In L 291 werd zoɛn kleine steen spottend ook wel een bakkersbrood (bɛk\rs˱brū\t) genoemd.' [N 30, 54a; monogr.] II-8
kleingeld wisselgeld: wisselgèld (Middelaar) Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
kleinkinderen kleinkind: mv. klenkiender  klenkient (Middelaar) kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
kleinzoon kleinzoon: weinig gebruikt  klenzoon (Middelaar) kleinzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
klembus klembus: klɛmbøs (Middelaar) Bus waarmee de binnenring van een kogellager op de as wordt geklemd. [N 33, 231] II-11
klemhaak, ketelklem klemhaak: klɛmhǭk (Middelaar) Hoekige of hoefijzervormige beugel met een draadspindel in het ene been waarmee metaalverbindingen kunnen worden vastgehouden of vastgeklemd. De klemhaak wordt onder meer gebruikt bij klink-, boor- en buigwerk. Zie ook afb. 63. [N 33, 273; N 64, 51a] II-11
klepbroek klepboks: klepboks (Middelaar) broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] III-1-3
klieven kloven: klø̄vǝ (Middelaar) Hout met een beitel of bijl in de lengterichting doorhakken, zodat het splijt. Zie ook het lemma ɛklievenɛ in de paragraaf over de kuipersvaktaal. Het betreft daar het klieven van stukken boomstam tot duigen.' [N 37, 8; N 50, 15a; N 75, 134a; monogr.] II-12
klinkhamer klinkhamer: kleŋkhāmǝr (Middelaar) Hamer voor klinkwerkzaamheden. Volgens verschillende zegslieden wordt als klinkhamer vaak een bankhamer gebruikt. Dit type hamer heeft een kop van staal en een houten handvat. Het gewicht ligt rond de 1,3 kg. De pen aan de kop van de hamer wordt gebruikt om de klinknagelkop te vormen, de vlakke baan voor het slaan op de ophaler en dopper. Zie ook afb. 178 en de toelichting bij de lemmata "bankhamer", "ophaler" en "dopper". [N 33, 64; N 64, 39h; N 66, 6h; monogr.] II-11
kloeken kloeken: klukǝ (Middelaar) Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.] I-12