17629 |
nek |
hals:
hā.ls (Q177p Millen),
nak:
nak (Q177p Millen)
|
Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b]
I-9
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
neeme (Q177p Millen)
|
nemen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
24218 |
nestverlater |
vlug:
vlø͂ͅx (Q177p Millen)
|
jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)]
III-4-1
|
18343 |
neus van een schoen |
tip:
tip (Q177p Millen)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20482 |
nicht |
nichtje:
nichje (Q177p Millen)
|
nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
34154 |
niet drachtig |
muntig:
møntǝx (Q177p Millen)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
33447 |
niet gehalveerde poortvleugel |
kleine poort:
klē̜ ̞n pu̯ót (Q177p Millen)
|
Een scharnierende poort bestaat meestal uit twee vertikaal verdeelde planken helften of vleugels. Bedoeld wordt een poortvleugel die niet zelf nog eens gehalveerd is. Zie voor dit laatste het lemma "gehalveerde poortvleugel" (4.1.7). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18.c bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42a; monogr.]
I-6
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
paljas:
paljas (Q177p Millen)
|
noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
28639 |
noodvoederen |
bijvoeren:
bęjvȳrǝ (Q177p Millen)
|
Het voederen aan het einde van de winter, als de bijen door hun eigen voorraad heen zijn en het nog te koud is om zelf honing te halen. Volgens de informant van L 333 is dit bijvoeren uit den boze en mag het eigenlijk niet voorkomen. [N 63, 110b; Ge 37, 194; monogr.]
II-6
|
21122 |
noten afslaan |
klubsen:
klubsen (Q177p Millen)
|
noten afslaan [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|