34117 |
scrotum |
ballen:
bølǝ (Q177p Millen)
|
Teelzak van de stier. [JG 1a, 1b]
I-11
|
34522 |
seksen |
gesekste (zelfst. gebr. volt. deelw.):
gǝsɛ.qzdǝ (Q177p Millen),
seksen:
sɛksǝ (Q177p Millen)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
sellerie:
seͅləri (Q177p Millen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
21256 |
servituut |
veldweg:
’n veldwe͂g (Q177p Millen)
|
Hoe heet een weg, die vanaf de straat toegang geeft tot een akker, die anders niet zou te bereiken zijn? [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
18681 |
sierlijke omslagdoek |
plag:
plax (Q177p Millen)
|
omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
28694 |
sikkel |
zikkel:
zī.kǝl (Q177p Millen)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20791 |
sinaasappel |
appelsien:
appelsien (Q177p Millen)
|
sinaasappel [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33981 |
singel |
singel:
si ̞.ŋǝl (Q177p Millen)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|
22799 |
sint-maarten |
sint-maarten:
sent matte (Q177p Millen)
|
Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
23286 |
sint-pieter te rome |
sint-pieter:
seent-peeter (Q177p Millen)
|
Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|