e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Millen

Overzicht

Gevonden: 1753
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boezeroen blauw hemd: blahimə (Millen) boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)] III-1-3
bolhoed: algemeen bolhoed: boͅlhut (Millen) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolhoed: spotnamen hondskot: hoͅntskoͅt (Millen) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] III-1-3
bolletjes stuifmeel broekjes: (enk)  brøkskǝ (Millen) Bolletjes stuifmeel in het korfje aan de beide achterpoten van de bij. [N 63, 44c; Ge 37, 94] II-6
bont als apart kledingstuk pels: pels (Millen), als ai in jamais  pāīls (Millen) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] || pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
bont en blauw slaan zwart en blauw houwen: zwat en blaa gehoë (Millen), zwat en blā gəhō (Millen), zwart en blauw slaan: zwat en blaa geslaoge (Millen), zwat en blā gəslaogə (Millen) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
bont geruite langwerpige omslagdoek stola (lat.): stoͅla (Millen) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bontkraag pelskraag: pelskrox (Millen) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel pelsen rok: pelsəroͅk (Millen) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
boog boog: buuch (Millen) boog [RND] III-3-2