17914 |
verbergen |
verbergen:
verberge (Q177p Millen)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
30735 |
verflaag |
laag verf:
lwox ˲vɛrǝf (Q177p Millen)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
vergeet-me-nietje:
vergeet-me-nietje (Q177p Millen)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
33465 |
verhoogd dakgedeelte boven een poort |
poorthuisje:
pu̯ó̜thāi̯skǝ (Q177p Millen)
|
Om de hoogte van een poort te vergroten kan men het dak erboven verhogen. De omvang van de dakverhoging kan van geval tot geval verschillen. De verhoging kan ook een apart zadeldak zijn, dwars op dat van de schuur of de stal. Zie ook afbeelding 22.b bij het lemma "terugwijkende dakrand" (4.2.1). [N 4A, 31]
I-6
|
18002 |
verkleumd |
bevroren:
bevrorre (Q177p Millen)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
ich heub ne kaa op men bos (Q177p Millen)
|
Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
18226 |
versleten |
versleten:
versleete (Q177p Millen)
|
verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)]
III-1-3
|
17625 |
verstandskies |
wijsheidstand:
waaisheidstand (Q177p Millen)
|
wijsheidstand [N 106 (2001)]
III-1-1
|
33394 |
verstelbaar luik boven de varkenstrog |
meelplank:
mē̜ ̞lplāŋk (Q177p Millen)
|
Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e]
I-6
|
28666 |
versuikeren |
kristalliseren:
krestālišɛ̄rǝ (Q177p Millen)
|
Hard worden van de honing of het kristalliseren van honing: het overgaan van vloeibare vorm naar vaste. Dan is hij versuikerd. Voor de consumptie is versuikerde of gekristalliseerde honing niet minder geschikt dan de vloeibare. Hieruit blijkt dat de honing niet is verhit. [N 63, 118; Ge 37, 182; monogr.]
II-6
|