e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Millen

Overzicht

Gevonden: 1753
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dooier (het) geel: gē̜.l (Millen), xē̜l (Millen) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doopdekentje doopplag: døpplax (Millen) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopjurkje doopkieltje: døpkīlkə (Millen), doopmanteltje: dö:pmɛntəlkə (Millen) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopkleed [RND] III-2-2, III-3-3
doopmutsje doopmutsje: døpmutskə (Millen) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doopvont doopvont: dö:pfont (Millen) doopvont [RND] III-3-3
doordeweekse (werk)schort blauwe jurk: blaujeurk (Millen), werkvoordoek: werkvjeurk (Millen) schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren `s werkdaagse kleren: sweͅrdəsə kler (Millen) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doorn, stekel doorn: djoͅn (Millen) doornen [RND] III-4-3
dopen dopen: dö:pə (Millen), dø:pə (Millen), e kend deupen (Millen) doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Een kind dopen. [ZND 23 (1937)] III-3-3
doperwten soeperwten: soͅbeͅrtə (Millen) [Goossens 1b (1960)] I-7