33688 |
fijn droog stof |
stub:
stø̄p (Q177p Millen)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
30800 |
flank |
flanken:
fla.ŋkǝ (Q177p Millen)
|
Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10]
I-9
|
20838 |
flauw |
weps:
wɛps (Q177p Millen)
|
flauw, smakeloos [RND]
III-2-3
|
19288 |
flikflooien |
flemen:
ook materiaal znd 23, 55
fleeme (Q177p Millen),
judassen:
ook materiaal znd 23, 55
judasse (Q177p Millen)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
flijm (Q177p Millen)
|
fluim [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fezelen:
Van Dale: fezelen, 1. fluisterend praten of zeggen; - smoezen.
fiezele (Q177p Millen),
Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.
fiezele (Q177p Millen)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)] || Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (Q177p Millen)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) broek:
en floere broek (Q177p Millen)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
veulensmeer:
vi̯ø.lǝsmē̜r (Q177p Millen)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
baggelzoog:
bagǝlzō.x (Q177p Millen)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|