e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Millen

Overzicht

Gevonden: 1753
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fijn droog stof stub: stø̄p (Millen) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
flank flanken: fla.ŋkǝ (Millen) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9
flauw weps: wɛps (Millen) flauw, smakeloos [RND] III-2-3
flikflooien flemen: ook materiaal znd 23, 55  fleeme (Millen), judassen: ook materiaal znd 23, 55  judasse (Millen) flikflooien [ZND 01 (1922)] III-1-4
fluim fluim: flijm (Millen) fluim [ZND 23 (1937)] III-1-2
fluisteren fezelen: Van Dale: fezelen, 1. fluisterend praten of zeggen; - smoezen.  fiezele (Millen), Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.  fiezele (Millen) fluisteren [ZND 30 (1939)] || Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] III-3-1
fluweel, velours velours: flūr (Millen) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fluwelen broek velours (fr.) broek: en floere broek (Millen) een fluwelen broek [ZND 23 (1937)] III-1-3
fokmerrie veulensmeer: vi̯ø.lǝsmē̜r (Millen) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fokzeug baggelzoog: bagǝlzō.x (Millen) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12