e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Millen

Overzicht

Gevonden: 1753
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppig koppig: ook materiaal znd 28, 31  koppeg (Millen) koppig [ZND 01 (1922)] III-1-4
kopraat waswafel: waswafǝl (Millen) De kleine stukjes raat die men laat staan als men bij de honingoogst de raten uitbreekt. Hieraan moeten de bijen weer opnieuw gaan uitbouwen. [N 63, 14b; Ge 37,55] II-6
kordeel, hotlijn kordeel: kǫrdēl (Millen), lijntje: lintšǝ (Millen) Riem die of touw dat aan de korte teugel (cf. lemma Loenje) is vastgemaakt en door de voerman in de hand gehouden wordt. Als de voerman aan die lijn trekt, draait het paard naar links (haar), als hij er zachte rukjes aan geeft, draait het paard naar rechts (hot). Meestal wordt de gewenste richting van het paard echter vooral met commando''s aangegeven. [JG 1a, 1b; N 13, 29 en 32] I-10
korenmijt zetten maken: mǭ.kǝ (Millen) Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
kornoelje (alg.) knoel: knule (Millen) kornoelje [ZND 01 (1922)] III-4-3
korporaal korporaal: kopperaol (Millen) korporaal [ZND 36 (1941)] III-3-1
korset korset (<fr.): kərseͅt (Millen) korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)] III-1-3
kort onderrokje jupetje (<fr.): jeupke (Millen) onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)] III-1-3
kort schortlint lintje: lintsches (Millen) linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)] III-1-3
kortademig demptig: demptig (Millen) hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] III-1-2