e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Millen

Overzicht

Gevonden: 1753
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korte broek korte broek: en kotte broek (Millen), koͅtə bruk (Millen) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] || korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] III-1-3
korte laars get: -> n poor getten.  getten (Millen), lage bot: lègbotte (Millen) laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)] III-1-3
korte onderbroek? onderbroekje: oͅnərbrykskə (Millen) onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
korte overjas stoep: styp (Millen) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
kortmeel kort: kǫt (Millen) Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3
kortwieken kortvleugelen: kotvløglǝ (Millen) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
koster koster: köstər (Millen), zoals que  keuster (Millen) koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3
kostganger kostganger: kosgenger (Millen) een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] III-3-1
kostschool gesticht: voor jongens  gesticht (Millen), pensionaat (<fr.): voor miesjes  pensionoat (Millen) kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kɛrmənōͅtə (Millen), kotelet: koͅtəleͅtə (Millen) karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3