e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Millen

Overzicht

Gevonden: 1753
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kous met knoopjes vrouwluigetje: vrolaigetschje (Millen) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
kous: algemeen n kousen]: ghwaosch (Millen) kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] III-1-3
kousenband hozenbindel: ghwaoschebennel (Millen) kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3
kouter kouter: kō.tǝr (Millen), kouteren: kō.trǝ (Millen) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraag kraag: kraag (Millen) kraag [ZND 28 (1938)] III-1-3
kraaltjes bolletjes: böləkəs (Millen), tekenen: verouderd, wordt nog meest gebruikt voor de paternosterbolletjes  ti:kənə (Millen) kraaltjes [RND] III-3-2
kraan van de metalen gierton kraan: krǭn (Millen) De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1
krakende schoen kraakschoen: kraokschjun (Millen) schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)] III-1-3
krassen kretsen: kretsen (Millen) krassen [ZND 01 (1922)] III-4-4
kreeft kreeft: ook in ZND 28, 048  krèf (Millen) kreeft [ZND 01 (1922)] III-2-3