e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Millen

Overzicht

Gevonden: 1753
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lei lei: een lei (Millen) Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leiden naar de duur gaan: nār dǝ dȳr gān (Millen) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leien dak schaliën dak: šǫlžǝ dǭk (Millen) Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.] II-9
lente, voorjaar lente: lente (Millen) lente [ZND 30 (1939)] III-4-4
lepe, doortrapte kerel charles: charel (Millen) doortrapte kerel [ZND 30 (1939)] III-1-4
lepel leper: ljepper (Millen) Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)] III-2-1
leren beenkap get: lèregette (Millen) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren muts die onder de kin wordt gesloten leren muts: leͅrə muts (Millen) muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)] III-1-3
leugen niet waar: da’s nie woor (Millen) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leunstoel lenenstoel: lēͅnəstul (Millen, ... ) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] III-2-1