34221 |
knieband voor een stier of kalf |
kniepoten:
(de koe is) gǝknii̯pǭt (L163a Milsbeek)
|
IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.]
I-11
|
31797 |
knik in het zaagblad |
koekoek:
kukuk (L163a Milsbeek)
|
[monogr.]
II-12
|
33246 |
knollen uittrekken |
plukken:
pløkǝ (L163a Milsbeek)
|
In oktober worden de bieten geoogst. Vroeger werden ze met een riek uitgestoken, later met een speciaal stuk gereedschap, zie het lemma Bietenrooier. Het bleef zwaar werk. Het object van het werkwoord is steeds "knollen" zoals in het lemma Knolvoer, Rapen (Coll.). Vergelijk ook het lemma Aardappels Rooien. [N Q, 11a; monogr.; add. uit Goossens 1963, kaart 17]
I-5
|
18384 |
knoopbottine |
knoopbottine:
knéúpbòtiĕnnə (L163a Milsbeek)
|
Een bottine die niet met veters, maar met knoopjes sloot, vooral dameslaarsjes. Zie tek. 206f,g. (knoopbottine?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
28926 |
knoopsgatentang |
gaatjestang:
gatjǝstaŋ (L163a Milsbeek),
revolvertang:
rǝvǫlvǝrtaŋ (L163a Milsbeek)
|
Een tang waarmee men knoopsgaten maakt. Volgens de informant van L 163a wordt er met de revolvertang een gaatje gemaakt en maakt men vervolgens een snit. [N 60, 47c]
II-10
|
30953 |
knopentang |
knoopjestang:
knø̜pkǝstaŋ (L163a Milsbeek)
|
Een tang waarmee men bij knopbottines de knopen aan het overleer bevestigt. [N 60, 47b]
II-10
|
30952 |
knophaak |
schoenhaakje:
sxunhø̜kskǝ (L163a Milsbeek)
|
Een ijzeren haakje al of niet met houten handvat waarmee men de knopen van bottines vastmaakt. [N 60, 47a]
II-10
|
30935 |
knopjes |
knopen:
knø̄p (L163a Milsbeek)
|
De knopjes waarmee men bepaalde bottines kan dichtknopen. [N 60, 32]
II-10
|
18447 |
knopjes [wld ii.10, p. 28] |
knopen:
Mv. knéúp.
knóóp (L163a Milsbeek)
|
De knoopjes waarmee men bepaalde bottines kon dichtknopen? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
34337 |
knorren |
knaaien:
knǭi̯ǝ (L163a Milsbeek)
|
Het natuurlijke geluid van een varken. [N 19, 23; Wi 56; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|