e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oppinnen inrijgen: enrīgǝ (Milsbeek), met rivets opzwikken: męt rivɛts opzwekǝ (Milsbeek) Het voorlopig vastslaan van het overleer na het overhalen. [N 60, 85] II-10
opprikken steek zetten: stę̄k zętǝ (Milsbeek) Het met behulp van een steekopzetter of roulette meer zichtbaar maken van de steken in de rand. [N 60, 124b] II-10
opscheplepel opschepper: opsxøͅpər (Milsbeek), scheplepel: sxøͅplēͅpəl (Milsbeek) opscheplepel III-2-1
opscheppen aangeven: gèf toch nie zö ân  ângèève (Milsbeek), grootberen: Hïj lie.p te grötbèère ovver zien gröddere tomaate én zienen dikkere prèj  grötbèère (Milsbeek), strunzen: Mótte hum zien stró.ntse mit zien nïjje voetbalschoe.n  stró.ntse (Milsbeek), zwetsen: Mótte hör heure zwétse óp ör rieke schôné.lders Mien gezóndhè.jd, bè-nee, da kan gèn zwétse lïjje Hïj zwétst mar ân  zwétse (Milsbeek), zie zwétse  zwètse (Milsbeek) opscheppen || opscheppen, pochen || pochen, opscheppen III-1-4
opschepper grootbeer: ¯t zol ok wèr ¯s nie: dèn grötbèèr haj de dikste erpele  grötbèèr (Milsbeek), windbuil: Wat kan dèn wie.ndbuu.l ângèève (ten onrechte opscheppen)  wie.ndbuu.l (Milsbeek), zwetsbuil: Hèdde geheurd wat dèn zwétsbuu.l zat te bewèère  zwétsbuu.l (Milsbeek), zwetskont: zie zwétsbuu.l  zwétskó.nt (Milsbeek) opschepper || zwetskous, opschepper, fantast III-1-4
opsnijders opsnijders: opsnē̜jǝrs (Milsbeek) Arbeiders die de stenen op de smalle kant zetten. [monogr.] II-8
opsteker opsteker: ǫpstēkǝr (Milsbeek, ... ) Degene die de schoven met de gaffel,opsteekt naar de tasser op de wagen. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''opsteker'' (5.1.6) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar. [N 15, 40; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] || Degene die het hooi met de oogstgaffel opsteekt naar de optasser op de wagen. [N 14, 121a; A 34, 3a] I-3, I-4
optassen, vouwen wallen: walǝ (Milsbeek) Het eigenlijke laden van het hooi op de wagen. Vooral op de Kempense ladderkarren, zonder dichte zijschotten (zie het lemma ''hooikar'') is dit laden een zorgvuldig karwei: de bussels hooi worden dan met een draaiende slag, een "vouw", vast tegen elkaar aan gestapeld. Om praktische redenen moest er met zorg geladen worden: er moest immers zoveel mogelijk hooi op de wagen geladen worden; maar ook om redenen van beroepstrots: een goedgeladen oogstwagen is de trots van de boer. Om een slechtgeladen wagen zal hij worden bespot. [N 14, 120; A 34, 6] I-3
optasser lader: lǭi̯ǝr (Milsbeek) Degene die, staande op de kar, het hooi van de opsteker aanneemt en het er opstapelt. [N 14, 121b; A 34, 3b] I-3
optilbaar hek weisliet: węi̯slītǝ (Milsbeek) Het niet draaiend maar uitneembaar hek aan de ingang van een wei. [N 14, 68b; A 25, 5e; monogr.] I-8