e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijgels inrijgels: enrīxɛls (Milsbeek) De gebogen els, wat groter dan de spanels, die voor allerlei rijgwerk dient. Zie afb. 4. [N 60, 176b] II-10
rijk zijn belkrijk zijn: vgl. Gennep Wb. (pag. 37): bèlkriek, schatrijk.  bélk riek (Milsbeek), rijk zijn: riek (Milsbeek), rijke stinkerd (zn.): rieke stinkerd (Milsbeek) Inventarisatie uitdrukkingen voor: rijk zijn [rijk zijn, zwemmen in zijn geld, een groot fortuin hebben enz. enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
rijksdaalder knaak: ⁄n knaak (Milsbeek), rijks: riks (Milsbeek) rijksdaalder, een ~ [vijftiger, knaak, ploegrol?] [N 21 (1963)] III-3-1
rijn rijn: rī.n (Milsbeek) Algemene benaming voor het van vier klauwen voorziene ijzeren kruis in het middengat van de draaiende molensteen dat dient om de draaiïng van het staakijzer op de steen over te brengen. Zie voor de benamingen voor speciale rijntypen de lemmata ɛtweetakrijnɛ, ɛdrietakrijnɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15a; A 42A, 20; N D, 18; Sche 45; Vds 84; Jan 122; Coe 100; Grof 120] II-3
rijntakken rijntakken: (enk)  [rijn]tak (Milsbeek) De twee of vier uitstekende armen van de rijn die in de bovenste steen zijn ingewerkt. Zie ook afb. 80. Het woorddeel ørijnŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛrijnɛ.' [N O, 15b; N D, 19; Vds 131; Jan 123; Coe 101; Grof 121; A 42A, 20] II-3
rijp rijp: rip (Milsbeek) rijp III-2-3
rijp vormen, rijpen rouwvorsten: rowvorste (Milsbeek) wit vriezen III-4-4
rijp, rijmx rouwvorst: raowvorst (Milsbeek, ... ), rowvorst (Milsbeek) rijm, bevroren dauw of nevel die zich afzet op de takken [waterrijm, roevros] [N 22 (1963)] || rijm, rijp, bevroren dauw of mist || vriezen zodanig dat zich rijm op de bomen vormt [rouwvorsten, rijmen] [N 22 (1963)] III-4-4
rijst rijst: rist (Milsbeek) rijst III-2-3
rijstebrij potjesbummel: pøͅtjəs˂bøməl (Milsbeek) rijstebrij III-2-3