19778 |
sering |
kruidnagel:
kru(.)jnaagel (L163a Milsbeek),
kruudnaagel (L163a Milsbeek, ...
L163a Milsbeek),
kruinagel:
kru(.)jnaagel (L163a Milsbeek),
nagelbloem:
naagelbloem (L163a Milsbeek, ...
L163a Milsbeek)
|
sering
I-7, III-4-3
|
30951 |
siergaatjestang |
perforeertang:
prefǝrę̄rtaŋ (L163a Milsbeek)
|
De tang waarmee men siergaatjes maakt. [N 60, 46e]
II-10
|
19385 |
sierkleedje, antimakassar |
dek:
deͅk (L163a Milsbeek)
|
sierkleedje
III-2-1
|
30932 |
sierrozet |
rozet:
rǝzɛt (L163a Milsbeek)
|
Een roosvormige versiering. [N 60, 34a]
II-10
|
18491 |
sierrozet [wld ii.10, p. 28] |
rozet:
rəzèt (L163a Milsbeek)
|
Een roosvormige versiering (roset) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30969 |
sierstiksel |
siersteek:
sīrstę̄k (L163a Milsbeek)
|
Versieringen die men op laarzen of schoenen stikt. [N 60, 62]
II-10
|
28694 |
sikkel |
grasmes:
grasmɛs (L163a Milsbeek)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20791 |
sinaasappel |
appelesien:
apələsin (L163a Milsbeek),
appelsien:
apəlsin (L163a Milsbeek)
|
sinaasappel
III-2-3
|
33981 |
singel |
zadelriem:
zǭlrīm (L163a Milsbeek)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|
33993 |
singel voor de paardedeken |
singel:
seŋǝl (L163a Milsbeek)
|
Riem rond de buik van het paard die dient om de paardedeken op zijn plaats te houden. [N 13, 92]
I-10
|