e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stikmachine stikmachine: stekmǝsin (Milsbeek) De machine waarmee men het stikwerk verricht. "Het stikken gebeurt tegenwoordig met uitzondering van het zware waterwerk, dat met de hand wordt gestikt, met een machine, in hoofdzaak van het zelfde model als de gewone naaimachine, alleen zwaarder gebouwd." (Directie, pag. 299). Een linkse-arm-machine duidt op het feit de de arm van de machine in dit geval links van de werkende persoon staat, hetgeen het werken zeer ten goede komt, omdat hierdoor hand noch oog gehinderd worden (zie Kn√∂fel I, pag. 258). [N 60, 63; N 60, 237] II-10
stinkzwam pestwortel: pé.stwortel (Milsbeek) stinkzwam III-4-3
stobbe poest: pust (Milsbeek) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12
stoel stoel: stūl (Milsbeek) stoel III-2-1
stofblik blik: bleͅk (Milsbeek) blik III-2-1
stoken stoken: stǭkǝ (Milsbeek, ... ) Brandstof toevoeren tijdens het bakproces. Wanneer de ringoven met kolen wordt gestookt, wordt de brandstof in de ringoven via de stookpotten in de kamers gebracht. Het stoken vormt de tweede fase in de cyclus die de steen tijdens het bakproces in ringovens, vlamovens en tunnelovens ondergaat. In de opwarmfase wordt de steen gedroogd en verhit, in de stookperiode wordt de steen goed doorbakken en in de afkoelfase wordt hij met behulp van de buitenlucht geleidelijk afgekoeld. [N 98, 139; monogr.] || De stookkanalen tijdens het tichelen bijvullen met brandstof. [monogr.] II-8
stoker stoker: stǭkǝr (Milsbeek  [(meervoud: stǭkǝs)]  , ... ) De arbeider die tijdens het bakproces het vuur in de ringoven op de vereiste temperatuur houdt. Wanneer het vuur in de oven te warm was, zei men in Q 121b dat de oven te gloei (ts\ glø̜j) was. [N 98, 140; monogr.] || De arbeider die tijdens het tichelen regelmatig de stookkanalen opvulde met brandstof. In Q 83 was de inzetter tegelijk ook stoker. Hij werd geassisteerd door de mulman, een handlanger, die, met uitzondering van het uitstrooien van het steenkoolgruis, verschillende werkzaamheden verrichtte. [monogr.; N 98, 119 add.; N 98, 140 add.] II-8
stolp kaasstolp: kéésstölp (Milsbeek), stolp: stölp∂ (Milsbeek) kaasstolp [N 20 (zj)] III-2-1
stomphoorns stopjes: stypkǝs (Milsbeek) Afgebrokkelde of slecht ontwikkelde hoorns. [N 3A, 106c] I-11
stoofvlees, zuurvlees zuurvlees: zūrvlēͅi̯s (Milsbeek) gemarineerd rundvlees III-2-3