34291 |
tuierplaats |
streep:
strēp (L163a Milsbeek)
|
Cirkelvormig stuk weiland dat een getuierde koe of geit kan afgrazen. [N 14, 72; monogr.]
I-11
|
34295 |
tuiertouw, tuierketting |
tuierketting:
tøi̯ǝrkęteŋ (L163a Milsbeek)
|
Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b]
I-11
|
33506 |
tuinbonen |
dikke bonen:
dikke boon (L163a Milsbeek),
grote bonen:
groote boon (L163a Milsbeek),
wasbonen:
wasboon (L163a Milsbeek),
wollebonen:
wulleboon (L163a Milsbeek)
|
gele boon || tuinboon
I-7
|
24258 |
tuinfluiter |
kersenpikker:
kèrsepikker (L163a Milsbeek)
|
tuinfluiter
III-4-1
|
19512 |
tuit |
pijp:
pīēp (L163a Milsbeek)
|
tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26749 |
turfbijl |
turfbijl:
tø̜rfbil (L163a Milsbeek)
|
Bijl waarmee men veenpuisten doorhakt. Ze wordt ook wel eens gebruikt om turven uit de turfgrond te slaan. Uit N 18, 45 zijn alleen die opgaven verwerkt die op het loshakken van turf of zoden slaan of op turf betrekking hebben. [I, 23; N 18, 45]
II-4
|
34604 |
turfhekken |
turfhekken:
(mv)
tø̜rfhękǝs (L163a Milsbeek)
|
Aparte hekken die voor, achter en opzij op de kar gezet worden om turf te vervoeren. Aanvulling van de lemmata voorhek op de kar en achterhek op de kar in wld II.4. [N 17, 72a + c]
I-13
|
29757 |
turfmanden |
manden:
mandǝ (L163a Milsbeek)
|
[monogr.]
II-8
|
26831 |
turfschuurtje |
turfhuis:
tørfhys (L163a Milsbeek)
|
Turfschuur of turfschop bestemd voor de berging van turf. Uit de vraag N 5AII, 80b "Hoe noemt u het gebouwtje, afdak of hok voor brand-hout of turf"? zijn in dit lemma die antwoorden verwerkt die speciaal duiden op een turfschop. [monogr.]
II-4
|
34204 |
tussenklauwontsteking |
scheurklauw:
scheurklauw (L163a Milsbeek)
|
Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14]
I-11
|