26745 |
blad van de heizeis en heizicht |
blad:
blat (L163a Milsbeek)
|
Het blad van de heizicht is kleiner en vooral korter dan het blad van de heizeis. [I, 26e; N 18, 77a]
II-4
|
33043 |
blad van de zicht |
blad:
blat (L163a Milsbeek)
|
Het gebogen ijzeren deel van de zicht dat aan de onderkant van de steel bevestigd is. Met de scherpe, holle kant wordt het koren, graan, enzovoorts gemaaid. Vergelijk de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 met name voor wat betreft de gelijkenis van het blad van de zicht met dat van de zeis, en ook de toelichting bij het lemma ''blad van de zeis'' (3.2.11) in aflevering I.3 en de daarbij horende kaart. Zoals bij de zeis vindt men ook hier, bij het "werkende deel" van het gereedschap, de benamingen van het gereedschap als geheel: zicht en pik. Zie afbeelding 5. Voor de fonetische documentatie van het woord [zicht] zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). [N 18, 70c; JG 1a; monogr.]
I-4
|
19978 |
blaffen |
blaffen:
blóffe (L163a Milsbeek),
blaken:
blööke (L163a Milsbeek)
|
blaffen
III-2-1
|
19458 |
blaker |
blaker:
blōͅkər(t) (L163a Milsbeek)
|
kandelaar met handvat
III-2-1
|
34405 |
blaten |
bleren:
blē̜rǝ (L163a Milsbeek)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
24473 |
blauwe bosbes |
moelbeer:
moelbèèr (L163a Milsbeek),
waldsbeer:
wa.ld(s)bèèr (L163a Milsbeek),
wasbeer:
wasbèèr (L163a Milsbeek)
|
bosbes
III-4-3
|
29612 |
blauwe klei |
potjesleem:
pø̜tjǝslēm (L163a Milsbeek),
potleem:
potlēm (L163a Milsbeek)
|
De blauwe klei in het algemeen en de klei die onder het veen zit in het bijzonder. [N 27, 19b; N 27, 44]
I-8
|
19653 |
blauwsel |
blauwsel:
blau̯səl (L163a Milsbeek)
|
blauwsel
III-2-1
|
17986 |
bleek |
loodsbleek:
lōts˱blē̜k (L163a Milsbeek)
|
Gezegd van een metselsteen die onvoldoende doorbakken is. [monogr.]
II-8
|
34110 |
bles |
bles:
blɛs (L163a Milsbeek)
|
Witte streep op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 136b; N 3A, 135b]
I-11
|