34169 |
uitgeteld zijn |
in de tijd zijn:
(de koe is) en dǝn tīt (L163a Milsbeek)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
26705 |
uitgeveende grond |
leeg ven:
lēx vęn (L163a Milsbeek)
|
Grond of plek waaruit het veen is weggehaald. [N 27, 18c]
II-4
|
29769 |
uitkruiers |
uitkruiers:
ytkrø̄̄jǝs (L163a Milsbeek)
|
Arbeiders die de gebakken stenen uit de steenoven naar het tasveld brachten. De in dit lemma opgenomen termen zijn zowel voor de veldoven als voor de ringoven van toepassing. [N 98, 126; N 98, 155; monogr.]
II-8
|
31087 |
uitleesten |
leest uit de schoen halen:
lest yt dǝ sxun hǭlǝ (L163a Milsbeek)
|
Het, eventueel met behulp van een leesthaak, uit de schoen trekken van de leest. [N 60, 141b]
II-10
|
33220 |
uitlopers van kuilaardappelen |
pemen:
pēmǝ (L163a Milsbeek)
|
In een enkel geval wijkt de benaming voor uitlopers van aardappelen die in de kuil of kelder liggen opgeslagen af van de opgaven voor aardappelscheut in het algemeen, die in het lemma Scheut zijn behandeld. Hier staan alleen de van Scheut afwijkende opgaven bijeen. [N M, 17a; monogr.]
I-5
|
31064 |
uitpoetsinkt |
schoenpoets:
sxunputs (L163a Milsbeek),
uitpoetsinkt:
ytputseŋk (L163a Milsbeek)
|
Leersmeersel dat in recentere tijd het zwartsel is gaan vervangen. De woordtypen wasinkt en was wijzen erop dat de uitpoetsinkt in deze gevallen op een basis van was berust. [N 60, 132b; N 60, 132a]
II-10
|
31068 |
uitpoetswas |
was:
was (L163a Milsbeek)
|
De zwarte, bruine of gele was waarmee men de hakken en zijkanten van zolen inwrijft. Het is het laatste werk dat een schoenmaker aan de schoenen te doen heeft: het uitpoetsen van het onderwerk. [N 60, 134a]
II-10
|
34349 |
uitslag vertonend |
branderig:
brɛndǝrex (L163a Milsbeek)
|
Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b]
I-12
|
31047 |
uitsteken |
uitsteken:
ytstę̄kǝ (L163a Milsbeek)
|
Het wegsnijden van alle uitstaande oneffenheden aan de rand van de binnenzool, de loopzool en de hak, met behulp van een randsteekmes. [N 60, 116b; N 60, 116c]
II-10
|
21670 |
uitstel |
uitstel (zn.):
Opm. neen, maar wel dit woord!
uitstél (L163a Milsbeek)
|
Betekenis en uitspraak van het woord vertijen [werkwoord] i.v.m. betalen van schulden? A.u.b. uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|