34144 |
uitwerpselen van koeien |
flats:
flats (L163a Milsbeek),
koestront:
kustrōnt (L163a Milsbeek)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
21387 |
unster |
verstelponder:
verstélpunder (L163a Milsbeek)
|
Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
34043 |
vaalbonte koe |
blauwe:
blǭu̯ǝ (L163a Milsbeek)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b]
I-11
|
34061 |
vaars |
vaars:
vērs (L163a Milsbeek)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
schotelslet:
sxotəlslɛt (L163a Milsbeek),
veegdoek:
vēͅx˂duk (L163a Milsbeek),
vēͅx˂dūk (L163a Milsbeek)
|
vaatdoek
III-2-1
|
20330 |
vader |
vad:
fât (L163a Milsbeek),
vât (L163a Milsbeek),
vader:
vaoder (L163a Milsbeek)
|
vader || vader, pa
III-2-2
|
19051 |
vals |
vals:
Mi.nsekiender, wa keek dèn kèl va.ls
va.ls (L163a Milsbeek)
|
vals, gemeen
III-1-4
|
34497 |
van de leg afraken |
afzakken:
(de kip is) afxǝzakt (L163a Milsbeek)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
33221 |
van uitlopers ontdoen |
afpemen:
afpēmǝ (L163a Milsbeek)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rȳsǝlǝ (L163a Milsbeek)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|